Hoe doen die Nederlanders dat toch, vroeg de Amerikaan Charlie Armstrong zich af. Hij werkt als vice-president voor Southern Development, een projectontwikkelaar in Charlottesville, Virginia.
Het is de zomer van 2013 als hij de kaart van het Amerikaanse stadje voor zich heeft liggen. Zijn bedrijf mag een groot stuk grond nabij het centrum van de stad bebouwen. Het ligt naast een van de begraafplaatsen van de stad en op loopafstand van de belangrijkste winkelstraat. Hij wil een wijk neerzetten waar de dingen anders gaan dan anders. Waar de huizen dicht op elkaar staan, waar de huizen in een rij staan.
In Charlottesville vind je de University of Virginia. De stad leverde twee Amerikaanse presidenten: Thomas Jefferson en James Monroe. Er wonen bijna vijftigduizend inwoners. De jonge bevolking groeit, de stad knapt uit haar jasje. Er zijn meer woningen nodig.
Armstrong heeft gehoord van de bouwrevolutie in de jaren ’70 van de vorige eeuw in Nederland. Als er iets is wat Nederlanders kunnen, is het efficiënt omgaan met ruimte, want die is schaars in het landje aan de Noordzee. De Nederlanders leggen nieuw land droog, bouwen gloednieuwe steden en dorpen. “Iedereen die werkt in de bouwwereld kent de innovatieve ideeën in Nederland. In geen ander land wordt zo goed gekeken naar wat je met beschikbare ruimte kunt doen”, vertelt de ontwikkelaar. Hij leest over woonerven. “Een concept dat wij niet kennen in de Verenigde Staten. Huizen in hofjes, waar kinderen, automobilisten en fietsers de weg met elkaar delen. Waar buren op elkaars tuin uitkijken en waar de sociale controle hoog is.”
De Amerikaan boekt een ticket naar Amsterdam. Hij is onder de indruk van wat hij ziet. Hij wandelt langs de Amstel. En neemt op een dag de trein naar Almere.
Bron: Omroep Flevoland